- Zuigelingen met een dreigende ontwikkelingsstoornis, die regelmatig één of meer van de volgende signalen vertonen:
- Veel stereotyp bewegen: onvoldoende variatie.
- Neiging tot asymmetrie in houding en beweging.
- Hyper- en /of hypotonie.
- Overprikkeld reageren, bijvoorbeeld veel huilen, sterke schrikreacties, weinig vloeiend bewegen, overgevoelig reageren op licht, geluid, aanraking, beweging.
- Apathie: weinig spontaan bewegen, verminderd oogcontact, traag reageren op prikkels.
- Verzorgingsproblemen door veel overstrekken, veel huilen, bij onzekerheid van de ouders.
- Zuigelingen, en jonge peuters met een reeds bekende ontwikkelingsstoornis ten gevolge van:
- Neurologische aandoeningen: pre- of postnatale trauma’s, asfyxie, Erbse parese
- Orthopedische aandoeningen: heupdysplasie, gespannen heupadductoren
- Sensore aandoeningen zoals kinderen met een visus- of gehoorstoornis.
- Ernstige hart-, nier of andere orgaanaandoening die het kind in zijn ontwikkeling belemmert of waarbij een langdurige ziekenhuisopname heeft plaatsgevonden.
- Systeemziekten bijvoorbeeld juveniele chronische arthritis.
- Zuigelingen met voedingsproblemen
- Gestoorde zuig- slikcoördinatie.
- Tactiele afweer in en om de mond bijvoorbeeld ten gevolge van langdurige sondevoeding
– Voedingsproblemen die secundair zijn aan een neurologische aandoening.
bijvoorbeeld verslikken ten gevolge van overstrekken.
.